Beste Vrienden,
Door omstandigheden was het slechts een kort leven beschoren, maar 20 jaar geleden volgde ik reeds avondschool Japans. Ik hield van vreemde talen – voor mijn uiteindelijke studiekeuze heb ik in illo tempore lang getwijfeld tussen kinesitherapie en Romaanse filologie – en ik was geïntrigeerd door die rare tekens. Ooit wilde ik het land van de rijzende zon wel eens bezocht hebben. Afgelopen Krokusverlof was het ‘nu of nooit’, toen de gelegenheid zich aandiende om naar de stad van de volgende Olympische Spelen te trekken met iemand waarmee ik het goed kan vinden (en die bovendien momenteel de Japanse les frequenteert).
We hebben ons voorbereid als nooit tevoren om er het maximum uit te halen, lieten ons 2 van de 5 dagen begeleiden door een lokale gids, en gaven onze ogen en oren de kost. Een weekje maakt van mij zeker en vast geen Japan-kenner, maar het is voldoende om de onvergetelijke indrukken in komende 4 blogjes te verwerken !
Reeds op dag 1 van onze ‘city trip’ hebben we ons gerept naar het samoerai-museum. Wapens en ridders spreken ook nog altijd tot mijn verbeelding. Deze elite-krijgers regeerden het land tussen de 12de en 19de eeuw onder het opperbevel van een shogun. Er was een strenge gedragscode voor samoerai, gekend als de ‘bushido’ (weg van de krijger). Zo werd van hen verwacht over een onuitputtelijke uithouding en totale zelfcontrole te beschikken. Ze werden verondersteld loyaal te zijn aan hun gezagvoerder, alleen maar de waarheid te spreken en geen emoties te tonen. En als ik het zo hoor van vrienden met Japanse collega’s, dan laat ook een hedendaagse Japanner blijkbaar nog steeds niet het achterste van zijn tong zien. Ze komen in elk geval ook allemaal zeer beleefd over, maar wel in die mate dat het ‘gemaakt’ lijkt en soms ronduit gênant wordt: 10 keer achter elkaar dank u zeggen, soms is dat erover. Zelfs de trainconducteurs in de shinkansen (‘the bullet train’) maakten een buiging vlak voor ze de wagon verlieten. De maatschappelijke druk ligt er naar verluidt zeer hoog, en daarmee ook het aantal zelfdodingen. Bij de samoerai bestond er trouwens een vorm van rituele zelfdoding, om de eer aan zichzelf te houden in geval men gevangen genomen werd: de ‘seppuku’ of ‘harakiri’, waarbij de samoerai zijn zwaard in zijn eigen buik stak en vervolgens naar boven trok om een fatale wonde te verzekeren, kan gerust beschouwd worden als de meest extreme vorm van zelfdiscipline.
Om een sportief doel te bereiken is er ook een zekere mate van zelfdiscipline nodig. Ik zeg wel eens vaker dat vele mensen zichzelf zouden verbazen als ze het konden opbrengen om gedurende (slechts) 3 maanden 3 x per week te gaan sporten: voldoende voor velen om gelanceerd te geraken, maar voor velen – blijkbaar en jammer genoeg – ook reeds te hoog gegrepen. Sommigen hebben altijd excuses klaar (meestal dezelfde personen) en ik denk dat de meesten hun eigen uitvluchten nog geloven ook (sad but true). Ik verkondig altijd (ook luidop): winners find a way (and losers an excuse).
Showing up is 80% of success (dixit Woody Allen). Discipline is knowing the difference between what you want now and what you want most. Zelfdiscipline of plichtsbesef draait dus natuurlijk ook om wat je als je ‘plicht’ beschouwt, om wat je belangrijk acht. Life is about priorities, en er is niemand anders die te bepalen heeft waar die van jou liggen. Dat is waarom ik niet graag politieagent speel: iedereen moet zijn eigen leven leiden. Het is wel belangrijk dat je voor jezelf weet wat je wil. Het ene is niet beter dan het andere, maar ik hou wel van mensen die consequent zijn met zichzelf. Het is ook mijn taak als trainer om mensen daar soms op te wijzen. Als je een halve triatlon wil afwerken, dan kom je er niet met 4 trainingen per week. Als mijn gasten van het atheneum liever lui dan moe zijn op training, dan is dat hun zaak; als diezelfde gasten komen klagen over pijntjes die perfect vermeden hadden kunnen worden door het uitvoeren van de oefeningen die ik voorstel, dan zal ik hen er echter ook vriendelijk op wijzen. En de meesten van hen beseffen het maar al te goed. You don’t get what you wish for, you get what you work for. A coach opens the door, you enter by yourself.
Met sportieve groeten,
Karel