04.01.2017
Beste Vrienden,
Bij de jaarwisseling horen ijsberen en Nieuwjaarsduiken, een mooie aanleiding om eens enkele capita selecta uit de inspanningsfysiologie van onder het stof te halen. Pootje baden in zeewater van om en bij de 4°C is immers niet zonder cardiovasculair risico. Een mens moet in orde staan om zich daar aan te wagen. En voor sommigen is dat nog niet extreem genoeg. Voor sommigen kan het tegenwoordig schijnbaar niet extreem genoeg zijn. Het gaat hier niet over ‘sporten’ waarbij één foutje kan beslissen over leven en dood, zoals cliff diving of rope walking. Dat soort van waaghalzerij (zoals ondergetekende wussy het zou aanduiden) is misschien ook wel niet zonder cardiovasculair risico, zij het dan voor de toeschouwers; ik kreeg bijna letterlijk een hartaanval toen ik vorige week, in het kader van onze ‘champagneloop’ van Oud naar Nieuw, een kerel op een koord over de zandgroeve van Meerdaalwoud zag wandelen (zie foto)!
Extreme inspanningen, in de zin dat ze zeer hoge eisen stellen aan het menselijk lichaam, lijken wel ‘in’. Vergeet marathons of ironmans, laat staan pseudo-titaantjestoestanden zoals de Spartacus- en andere obstacle runs; dat laatste is al helemaal voor wussies (zouden de diehards zeggen) en je lijkt al bijna een uitzondering als je op je veertigste nog niets van dat eerste soort op je CV – want daar dient het vaak voor – hebt staan. Dat deze semi-competitieve uitdagingen binnen het bereik liggen van iedereen, is juist het gevaar: velen dénken dat ze het aankunnen, waardoor ze er juist overmoedig en/of ‘ondertraind’ aan beginnen. Als trainer ben ik daarom niet altijd zo’n fan van deze ‘populaire afstanden’. To say so, veel mensen zouden beter eerst leren wandelen vooraleer ze gaan lopen. ‘Doe ne keer gewoon’ zou ook wel de leuze van Back To B.A.S.I.C.S. In Sports kunnen zijn.
‘Extreem’ is natuurlijk een relatief begrip: ‘The Everest Challenge’, d.i. 8848 hoogtemeters fietsen op 24u, lijkt me best verantwoord voor een doorgewinterde wielrenner als Jens Voigt. Onder de georganiseerde ‘ultra-toestanden’ waarmee ik reeds van heel dichtbij of iets verderaf in aanraking kwam: de Race To The Midnight Sun (715 km met kano of kajak over de Yukon in Canada), de UTMB (160 km lopen in het Mont Blanc-massief), het Kanaal overzwemmen (Calais-Dover), de Transcontinental Race (4200 km zelfbedruipend fietsen met enkele controleposten tussen Geraardsbergen en Istanboel), de Spartathlon (246 km in 36 uur lopen van Athena naar Sparta). Zowel de trainer als de inspanningsfysioloog in mij is best wel geïntrigeerd door deze af-standen, of misschien beter gezegd ‘toe-standen’. Ik weet niet of ik het altijd ‘wedstrijden’ mag noemen. Als je wil uitblinken, zo dacht ik vroeger wel eens, dan kan je wel altijd iets bedenken dat exotisch genoeg is om geen concurrentie te hebben en er de beste in te zijn. Los daarvan bekijkt dit soort van deelnemers dit soort van evenementen in de eerste plaats ook als een ‘wedstrijd met zichzelf’; zij zijn niet blind voor rangschikkingen, maar willen in de eerste plaats zichzelf overwinnen en genieten meestal ook mateloos van de voorbereiding. Een handelsmerk van deze sporters is dat ze vaak met zeer veel respect en geduld in het leven, t.o.v. de natuur en t.o.v. andere deelnemers staan. Het vraagt meestal ook jarenlang geduld vooraleer je de fysieke (en mentale) belastbaarheid hebt om aan dit soort van wedstrijden te kunnen deelnemen; kenmerkend voor heel wat van deze evenementen is dat je ook maar pas aan de startlijn mag verschijnen als je al enkele adelbrieven kan voorleggen. Dit soort van wedstrijden is ‘niet voor beginners’ en gebeurt daarom meestal zeer doordacht.
Het presteren op grote hoogte (bergbeklimmen), in de diepte (diepzeeduiken), bij extreme omgevingstemperaturen (vorst en hitte) en in andere uitzonderlijke omstandigheden valt binnen de inspanningsfysiologie onder de ‘capita selecta’. In onze lessen pathologie, daarentegen, leerden we dat men in tijden van oorlog ook de grenzen van de fysiologie, zelfs het medisch toelaatbare, ging aftasten. Zo herinner ik me nog altijd vage verhalen over amfetamines, die voor het eerst gebruikt werden in het leger, om wakker te blijven in de loopgraven. Later vonden die pepmiddelen hun weg naar de sport, weliswaar als ongeoorloofd middel om prestaties te verbeteren. Ik herinner me nog een poster van Nike, die ik in mijn jeugdjaren op mijn kamer had hangen, met daarop de slogan: if you find the limits of human performance, call us. De queeste naar de limieten van het menselijke kunnen is waarschijnlijk de reden dat we allen dwepen met topsport, waarom jij misschien graag naar Formule 1 kijkt, waarom ik nog niet eens zo lang geleden solliciteerde bij Defensie om F16-piloten te gaan testen en waarom ik nu ook graag naar de serie over onze Special Forces op VTM kijk. Only those who risk going too far, can possibly find out how far we can go (T.S. Eliot).
Sportbeoefening is het middel bij uitstek om zichzelf te overstijgen, maar grenzen verleggen gebeurt stap voor stap. Voor een eerste stap is het meestal niet zo'n slecht idee om bij een trainer of testcentrum langs te gaan, kwestie van jezelf te leren kennen. Bezint eer ge begint aan sommige uitdagingen en zelfs aan sommige sporten. Heel wat mensen, m.i. met recht van spreken, beweren bijvoorbeeld dat lopen niet voor iedereen is weggelegd, laat staan marathons lopen. Zelfs mijn nonkel, die er welgeteld 100 achter de kiezen heeft, zegt nog altijd: ‘een marathon is nog altijd iets méér dan zomaar de veters aanbinden’.
Met sportieve groeten,
Karel
#TrainHardButSmart
Bij de jaarwisseling horen ijsberen en Nieuwjaarsduiken, een mooie aanleiding om eens enkele capita selecta uit de inspanningsfysiologie van onder het stof te halen. Pootje baden in zeewater van om en bij de 4°C is immers niet zonder cardiovasculair risico. Een mens moet in orde staan om zich daar aan te wagen. En voor sommigen is dat nog niet extreem genoeg. Voor sommigen kan het tegenwoordig schijnbaar niet extreem genoeg zijn. Het gaat hier niet over ‘sporten’ waarbij één foutje kan beslissen over leven en dood, zoals cliff diving of rope walking. Dat soort van waaghalzerij (zoals ondergetekende wussy het zou aanduiden) is misschien ook wel niet zonder cardiovasculair risico, zij het dan voor de toeschouwers; ik kreeg bijna letterlijk een hartaanval toen ik vorige week, in het kader van onze ‘champagneloop’ van Oud naar Nieuw, een kerel op een koord over de zandgroeve van Meerdaalwoud zag wandelen (zie foto)!
Extreme inspanningen, in de zin dat ze zeer hoge eisen stellen aan het menselijk lichaam, lijken wel ‘in’. Vergeet marathons of ironmans, laat staan pseudo-titaantjestoestanden zoals de Spartacus- en andere obstacle runs; dat laatste is al helemaal voor wussies (zouden de diehards zeggen) en je lijkt al bijna een uitzondering als je op je veertigste nog niets van dat eerste soort op je CV – want daar dient het vaak voor – hebt staan. Dat deze semi-competitieve uitdagingen binnen het bereik liggen van iedereen, is juist het gevaar: velen dénken dat ze het aankunnen, waardoor ze er juist overmoedig en/of ‘ondertraind’ aan beginnen. Als trainer ben ik daarom niet altijd zo’n fan van deze ‘populaire afstanden’. To say so, veel mensen zouden beter eerst leren wandelen vooraleer ze gaan lopen. ‘Doe ne keer gewoon’ zou ook wel de leuze van Back To B.A.S.I.C.S. In Sports kunnen zijn.
‘Extreem’ is natuurlijk een relatief begrip: ‘The Everest Challenge’, d.i. 8848 hoogtemeters fietsen op 24u, lijkt me best verantwoord voor een doorgewinterde wielrenner als Jens Voigt. Onder de georganiseerde ‘ultra-toestanden’ waarmee ik reeds van heel dichtbij of iets verderaf in aanraking kwam: de Race To The Midnight Sun (715 km met kano of kajak over de Yukon in Canada), de UTMB (160 km lopen in het Mont Blanc-massief), het Kanaal overzwemmen (Calais-Dover), de Transcontinental Race (4200 km zelfbedruipend fietsen met enkele controleposten tussen Geraardsbergen en Istanboel), de Spartathlon (246 km in 36 uur lopen van Athena naar Sparta). Zowel de trainer als de inspanningsfysioloog in mij is best wel geïntrigeerd door deze af-standen, of misschien beter gezegd ‘toe-standen’. Ik weet niet of ik het altijd ‘wedstrijden’ mag noemen. Als je wil uitblinken, zo dacht ik vroeger wel eens, dan kan je wel altijd iets bedenken dat exotisch genoeg is om geen concurrentie te hebben en er de beste in te zijn. Los daarvan bekijkt dit soort van deelnemers dit soort van evenementen in de eerste plaats ook als een ‘wedstrijd met zichzelf’; zij zijn niet blind voor rangschikkingen, maar willen in de eerste plaats zichzelf overwinnen en genieten meestal ook mateloos van de voorbereiding. Een handelsmerk van deze sporters is dat ze vaak met zeer veel respect en geduld in het leven, t.o.v. de natuur en t.o.v. andere deelnemers staan. Het vraagt meestal ook jarenlang geduld vooraleer je de fysieke (en mentale) belastbaarheid hebt om aan dit soort van wedstrijden te kunnen deelnemen; kenmerkend voor heel wat van deze evenementen is dat je ook maar pas aan de startlijn mag verschijnen als je al enkele adelbrieven kan voorleggen. Dit soort van wedstrijden is ‘niet voor beginners’ en gebeurt daarom meestal zeer doordacht.
Het presteren op grote hoogte (bergbeklimmen), in de diepte (diepzeeduiken), bij extreme omgevingstemperaturen (vorst en hitte) en in andere uitzonderlijke omstandigheden valt binnen de inspanningsfysiologie onder de ‘capita selecta’. In onze lessen pathologie, daarentegen, leerden we dat men in tijden van oorlog ook de grenzen van de fysiologie, zelfs het medisch toelaatbare, ging aftasten. Zo herinner ik me nog altijd vage verhalen over amfetamines, die voor het eerst gebruikt werden in het leger, om wakker te blijven in de loopgraven. Later vonden die pepmiddelen hun weg naar de sport, weliswaar als ongeoorloofd middel om prestaties te verbeteren. Ik herinner me nog een poster van Nike, die ik in mijn jeugdjaren op mijn kamer had hangen, met daarop de slogan: if you find the limits of human performance, call us. De queeste naar de limieten van het menselijke kunnen is waarschijnlijk de reden dat we allen dwepen met topsport, waarom jij misschien graag naar Formule 1 kijkt, waarom ik nog niet eens zo lang geleden solliciteerde bij Defensie om F16-piloten te gaan testen en waarom ik nu ook graag naar de serie over onze Special Forces op VTM kijk. Only those who risk going too far, can possibly find out how far we can go (T.S. Eliot).
Sportbeoefening is het middel bij uitstek om zichzelf te overstijgen, maar grenzen verleggen gebeurt stap voor stap. Voor een eerste stap is het meestal niet zo'n slecht idee om bij een trainer of testcentrum langs te gaan, kwestie van jezelf te leren kennen. Bezint eer ge begint aan sommige uitdagingen en zelfs aan sommige sporten. Heel wat mensen, m.i. met recht van spreken, beweren bijvoorbeeld dat lopen niet voor iedereen is weggelegd, laat staan marathons lopen. Zelfs mijn nonkel, die er welgeteld 100 achter de kiezen heeft, zegt nog altijd: ‘een marathon is nog altijd iets méér dan zomaar de veters aanbinden’.
Met sportieve groeten,
Karel
#TrainHardButSmart